Pascal is iemand met een meervoudige receptiegeschiedenis. Sommigen kennen hem als briljante wis- en natuurkundige, andere zien hem als een belangrijke christelijke mysticus, en weer anderen zien hem vooral als iemand die centrale filosofische bijdragen geleverd heeft. Peter-Ben Smit geeft een korte schets van met name theologische aspecten van Pascal, maar doet ook een voorstel voor het integreren van zijn wis- en natuurkundige werk in zijn levensbeschouwing.
Inleiding
De plaats van geloof in het leven en denken van Blaise Pascal beschrijven is een op zijn minst uitdagende opgave. Het zou ook nodig moeten zijn om, wanneer je recht wilt doen aan zijn eigen visie hierop, de zaak om te draaien en het te hebben over het leven en denken van Blaise Pascal in de context van het geloof. God en geloof zijn de context waarbinnen Pascal zich bevond en die beide grootheden zijn net zo fundamenteel voor het menselijk bestaan – inclusief filosofie en natuurwetenschap (twee zaken die bij Pascal hoe dan ook nauw samenhingen) – als dat ze iets waren waarover hij niet vrij beschikken kan.
Met dat laatste onderwerp is ook een ander thema aangeroerd: het spook van het Jansenisme dat Pascal maar blijft achtervolgen. De uitdrukking phantôme stamt daarbij van één van de grote leiders van de spirituele en theologische herbronningsbeweging waarmee Pascal zich associeerde, de filosoof Antoine Arnauld (“le grand”). Het probleem was in de 17e eeuw en is in de 21e eeuw nog steeds vaak dat gedacht wordt dat er ooit zoiets is als ‘Jansenisme’, meestal gezien als wat nare, bekrompen denkende volgelingen van de Leuvense hoogleraar en Yperse bisschop Cornelius Jansenius, die met zijn Augustinus (1640) een fundamenteel werk geproduceerd had om in de context van de protestantse en katholieke reformatie de notie van genade opnieuw te doordenken aan het werk van de grote Noord-Afrikaanse kerkvader. In dat werk zouden de beginselen van het ‘Jansenisme’ als theologisch leer te vinden zijn. De werkelijkheid ligt anders: als stroming is het ‘Jansenisme’ bedacht door zijn kerkelijke en politieke tegenstanders, in de regel lid van of geassocieerd met de Jezuïetenorde die een andere genadeleer en daarmee samenhangende pastorale praktijk voorstond. Het ‘anti-Jansenisme’ van de laatstgenoemde beweging bestond historisch wel en had tot doel het ‘Jansenisme’ ten eerste te construeren (op basis van een karikatuur van het werk van Jansenius) en ten tweede te laten veroordelen (vgl. de inleiding van Schoon 2004). Dit betekent niet dat er, bijvoorbeeld in Pascals Lettres provinciales, geen mensen waren die, meer sociologisch dan theologisch, als Jansenist aangeduid konden worden (of dat zelf deden), maar de inhoud van wat zij zeiden, kwam niet overeen met wat anti-Jansenisten als ‘Jansenisme’ bedacht hadden. Historisch onderzoek in de loop van de 20e eeuw heeft dit in voldoende mate aangetoond.
Wilt u meer lezen? Ga dan naar sophieonline.nl voor het volledige artikel.
Recente artikelen
Themanummer Sophie over ‘hoop’
Hoop – een thema wat we steeds meer om ons heen zien. Zo lanceerde SIRE recentelijk een hoop-campagne in Nederland, getiteld ‘vindt je lichtpuntje’. En Paus Franciscus heeft het Rooms-Katholieke…
Mathilde Oosterhuis-Blok en Johan Graafland ontvangen prijs voor artikel over vrije markt en farmacie
Prijs Mathilde Oosterhuis-Blok en Johan Graafland publiceerden het artikel “Free Markets and Public Interests in the Pharmaceutical Industry” in Business Ethics Quarterly naar aanleiding van het promotie-onderzoek van Mathilde. In…
Zaterdag 22 maart 2025
Christelijke Filosofie Conferentie 2025
Voor meer informatie of ons volledig aanbod kijk in onze agenda.