‘Niets bestaat in den wereldsamenhang op zichzelve, alles wijst in en buiten zichzelve heen naar al het andere in den onderlingen samenhang. In iedere zijde van onzen kosmos drukt zich uit de samenhang aller zijden en ook deze samenhang wijst boven zichzelve uit naar een diepere totaliteit, die zich in dien samenhang uitdrukt […] De zin is het zijn van alle creatuurlijk zijnde, […] [ze] is […] van goddelijken oorsprong.’
Herman Dooyeweerd (WdW, I, p. 5-6)
Betekenis en zin. Het zijn grote woorden, ook voor een filosoof. Wat maakt dat iets een diepere betekenis heeft? Voor mij, voor anderen, in de cultuur? In onze tijd zijn we geneigd die diepere betekenis te ontlenen aan onszelf. We geven bijvoorbeeld een diepere betekenis aan het contact met mensen met wie we ons verbonden voelen, aan dingen die we tot stand brengen, en aan onze idealen. Een diepere betekenis of zin ontstaat niet uit zichzelf. Wij creëren zin, is de algemene gedachte. Wij voegen die toe aan de wereld om ons heen. Want uit zichzelf heeft de werkelijkheid geen zin of betekenis.
Maar toch, is dit beeld niet wat eenzijdig? Soms worden we overvallen door momenten van zin. Bijvoorbeeld als we onder de indruk zijn van de schoonheid van de natuur of als we geraakt worden door wat iemand zegt of doet. Zinervaring komt dan van buiten. Ze is dus niet altijd het product van ons handelen of van onze verbeelding. Als de zin niet uit onszelf komt, waar komt ze dan vandaan?
Het citaat waarmee we dit hoofdstuk openden is niet gemakkelijk. In de visie van Dooyeweerd heeft zin te maken met een diepere totaliteit, met samenhang en met relaties. Hij verbindt het woord zin met ‘uitdrukken’, ‘verwijzen’ en een ‘goddelijke oorsprong’. Een lastig onderwerp, maar we kunnen er niet omheen om daarmee te beginnen.
Centraal in dit boek staat het werk van de Nederlandse jurist en filosoof Herman Dooyeweerd (1894-1977). Er zijn weinig filosofen die zich radicaler dan Dooyeweerd hebben verzet tegen de gedachte dat de werkelijkheid geen diepere betekenis heeft en dat we betekenis en zin alleen uit onszelf moeten halen. Het was zijn overtuiging dat de werkelijkheid in al zijn facetten betekenisvol is, of, om het nog sterker te zeggen, een en al zin en betekenis is.